Ook in de ontnemingszaak weet de Hoge Raad van geen wijken

(Klik hier voor PDF-versie en printen)

Op 30 oktober 2018 bevestigde de Hoge Raad de beslissing van het gerechtshof te Den Bosch dat Baybaşin aan de Nederlandse Staat een bedrag van € 1.587.470,- moet betalen wegens wederrechtelijk verkregen voordeel.

Waar gaat dit over?

Direct na Baybaşins arrestatie in 1998 is door het OM op al zijn bezittingen en die van zijn familieleden beslag gelegd. Aan zijn advocaat werd door de officier van justitie vertrouwelijk verteld, dat dit werd gedaan om een eventuele verdediging van Baybasin financieel de wind uit de zeilen te nemen.

Maar jarenlang politieonderzoek kon niet aantonen dat Baybaşin ooit enig inkomen had verkregen uit illegale drugshandel. Evenmin kon enig inkomen worden afgeleid uit de delicten waarvoor Baybaşin op grond van dubieuze telefoonopnamen in de hoofdzaak tot levenslang werd veroordeeld. Het ging met name om vermeende slachtoffers van wie nooit kon worden aangetoond dat Baybaşin überhaupt contact met hen had gehad.

Het bracht het OM er toe zijn toevlucht te nemen tot andere afgeluisterde telefoongesprekken, waarin Baybaşin zakelijke gesprekken voerde. Daarvan waren er vele. Via enkele valse handgrepen werden daar afdreigingen door Baybaşin van zijn gesprekspartners uit geconstrueerd. Het probleem dat rees voor het OM was dat geen van de slachtoffers zelf kon bevestigen ooit afgedreigd te zijn door Baybaşin.

Zo zou Baybaşin door het innen van een heroïneschuld eigenaar zijn geworden van een Turks restaurant in Amsterdam. Hij zou een heroïnehandelaar hebben afgeperst met een oude heroïneschuld en hij zou iemand onder druk hebben gezet rondom de verkoop van een stuk grond in Turkije. Maar zoals de Nederlandse officier van justitie aan zijn Britse collega had meegedeeld kon men geen slachtoffers vinden die de uit de telefoontaps gedestilleerde afdreigingen konden bevestigen.

EEN BRITSE OFFICIER VAN JUSTITIE in 2004: “I am informed by the Dutch prosecutor that there is a further complication in the case against the Defendant in that the Defendant’s debtors could not be found, and there are no statements to confirm the interpretation of the wire taps used.”

In de twee decennia lang slepende procedure kon Baybaşins advocaat bewijzen dat hij nooit een restaurant in Amsterdam had overgenomen. De politie had de werkelijke eigenaar al in 1999 gehoord, maar diens ontlastende verklaring hierover buiten het dossier gehouden. De vermeende afgeperste heroïnehandelaar Celal Gül met wie Baybaşin volgens het OM telefoongesprekken had gevoerd over openstaande schulden, bleek uiteindelijk Celal Deniz te heten. Het was de ex-boekhouder van het familiebedrijf van Baybaşin die zelf de boel had opgelicht en via gerechtelijke procedures tot terugbetaling was veroordeeld. De achternaam Deniz was door de politietolken voor het gemak uit de vertalingen weggelaten, zodat het leek over een schuld aan Gül te gaan.

De zaak leek een langzame dood te sterven. Maar er was nog een beschuldiging. In de afgeluisterde gesprekken sprak Baybaşin ook eenmaal met ene Ahmed Şimşek. Deze persoon had indertijd voor eigen onroerend goed projecten veel geld geleend op de Turkse financiële markt. Zo ook van een zwager van Baybaşin. Toen deze Şimşek zijn schulden niet meer kon afbetalen heeft hij uiteindelijk ter compensatie enkele appartementsrechten afgestaan aan de familie Baybaşin. Dit zou volgens het OM onder druk zijn gebeurd en de opbrengst, welke door de politie werd berekend op vele miljoenen, zou als wederrechtelijk verkregen voordeel naar Baybaşin zijn toegevloeid.

Şimşek zou in 1999 tegenover de Nederlandse rechercheur Jeroense hebben verklaard, dat de transactie tussen hem en Baybaşins zwager onder dreiging had plaatsgevonden. Tegenover een Turkse onderzoeksrechter echter verklaarde Şimşek in 2004 dat dit niet klopte en dat de tolk van Jeroense er indertijd een heel eigen verhaal van had gemaakt. Het ging om een puur civielrechtelijke transactie welke al in een vroeg stadium, ver voor Baybaşins vermeende betrokkenheid, keurig in een door Şimşek ondertekend convenant was vastgelegd. Şimşek herhaalde deze visie op het gebeuren tegenover de Nederlandse rechter-commissaris en in brieven aan Baybaşins advocaat (klik hier voor de Nederlandse vertaling). Nadat de zaak in hoger beroep stil kwam te liggen, zijn rechercheur Jeroense met de advocaat-generaal in 2010 samen naar Turkije gereisd om Şimşek nogmaals te horen zonder rechter en zonder verdediging. Şimşek herhaalde toen vreemd genoeg opnieuw zijn eerdere beschuldiging van afdreiging. Het bracht het gerechtshof er toe een verhoor te gelasten van Şimşek onder leiding van één van de raadsheren van het hof zelf in aanwezigheid van Baybaşins advocaat. Maar dit verhoor heeft nooit kunnen plaatsvinden door tegenwerking van Turkije. Er mochten alleen schriftelijke vragen worden ingediend, zo liet Turkije het Nederlandse gerechtshof weten. De uiteindelijk ingeleverde vragen zijn in december 2016 door de Turkse autoriteiten aan Şimşek voorgelegd, dat wil zeggen bijna 20 jaar na het oorspronkelijk gebeuren. De antwoorden van de toen 84-jarige Şimşek zijn tekenend voor de zaak. Hij was alles vergeten. Hij herinnerde zich wel ooit grond te hebben verkocht, maar nooit aan Baybaşins zwager met wie hij evenmin ooit enig conflict zei te hebben gehad. De mogelijkheid om Şimşek met zijn eerdere verklaringen hierover te confronteren ontbrak, omdat noch de Nederlandse rechter noch Baybaşins advocaat bij het verhoor aanwezig mochten zijn.

De door Şimşek in 1998 overgedragen bouwrechten zijn door het OM berekend op basis van afgebouwde appartementen. Zoals door Baybaşin is aangetoond zijn deze appartementen echter nooit afgebouwd. Van aanvang af heeft de juiste bouwvergunning ontbroken. Foto’s  tonen nog steeds bouwputten, een bouwval. Achteraf bleek Baybaşins zwager de bouwrechten daarom al in 2004 voor een gering bedrag van enkele duizenden euro’s te hebben doorverkocht. Voor de stelling dat er op grond van deze transactie ooit miljoenen winst zijn gemaakt die zijn doorgesluisd naar Baybaşin zelf, ontbreekt iedere aanwijzing. Het heeft de Nederlandse rechter er niet van weerhouden Baybaşin te veroordelen tot betaling aan de Nederlandse Staat van een bedrag van € 1.587.470,- wegens wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van deze puur civiele transactie in Istanbul.

Baybaşin zelf noemt dit pure diefstal.

Er zal door Baybaşin een klacht tegen Nederland worden ingediend bij het Europese Hof van de Rechten van de Mens in Straatsburg wegens het gebruiken van Şimşeks politieverklaring als enig en beslissend bewijs voor de vermeende afdreiging, zonder dat Baybaşins verdediging in enig stadium van het geding reëel in staat is gesteld Şimşek zelf hierover te ondervragen.